Het is druk vanavond en vanuit het zaaltje waar we zitten klinkt het geluid van een geanimeerde personeelsborrel. Iedereen is met iedereen in gesprek. Want de opdracht die ik net gegeven heb is: bekijk de foto’s in het boek en vertel elkaar wat je ziet. Hoe beschrijf je de landschappen die je daar ziet? Ik loop rond, om vragen te beantwoorden en zo nodig in te grijpen als het ergens fout gaat. “Ik zie een mol”, zegt een Russische man met baard serieus tegen zijn Iraanse buurvrouw. Ze knikt. Het dringt langzaam tot me door. Zien ze een mol? Dat kan ik me niet voorstellen. Ik heb die foto’s toch goed bekeken. Maar ja, de Rus is inmiddels al bij de duinen, dus ik laat het gaan en loop door. “Achter het veld zie je een mol”, hoor ik nu ook een vrouw uit Wit-Rusland vertellen aan haar buurman uit Oekraïne. Hè? Alweer eentje? En ineens gaat mij een lichtje op, zoals dat heet. Een mol, twee molen. Logisch.