De cursisten in de B1-groep hebben er vandaag niet heel veel zin in. De zon schijnt uitbundig en dat doet hij niet zo vaak in Nederland, weten ze inmiddels. De sfeer is wat lacherig dus ik zal ze vanavond niet met ingewikkelde grammatica lastigvallen en ze maar zo veel mogelijk met elkaar laten praten. In het Nederlands uiteraard. Ik kies een oefening waarbij ze elkaar vragen moeten stellen. De antwoorden moeten steeds het woord bevatten dat achter de vraag staat. Een van de vragen is: Waarom moet jij vandaag naar de politie? In het antwoord moet ‘ondervragen’ worden gebruikt en een cursist uit Oekraïne komt er maar moeilijk uit. Dat verbaast me een beetje. Ben ik wel een goede docent, vraag ik me af. Het zou er zo langzamerhand wel wat vlotter uit mogen komen. Maar het antwoord waar hij mee komt kan ermee door: “omdat de politie me ondervragen wil.” De Pool naast hem reageert onmiddellijk, kijkt zijn buurman met opgetrokken wenkbrauw aan en vraagt op barse toon: “In verband met wat?!” waarna ze beiden in de lach schieten. Ik doe met ze mee; zulk feilloos Nederlands horen we niet vaak in deze les.