Hij leest een stuk tekst hardop voor en aangezien deze groep al flink gevorderd is, corrigeer ik de uitspraak waar nodig. Het gaat over iets wat je moet voorkomen en hij legt het accent op de eerste syllabe: vóórkomen. ‘Dat is niet goed’, zeg ik. Je moet het accent op de tweede syllabe leggen: voorkómen. Anders heb je de verkeerde betekenis. Daar gaan de wenkbrauwen weer omhoog: bepaalt het accent de betekenis? Ja, in dit geval wel. Vóórkomen is ‘to occur’ en voorkómen betekent juist ‘to prevent that something occurs’. Ik ben er eigenlijk net zo verbaasd over als de cursist zelf. Wie verzint zoiets? Maar hij haalt gelaten zijn schouders op. Je moet er zeker accenten op zetten? Nee, dat mag zelfs niet. Maar hoe weet iemand dan welke van de twee je bedoelt? Tja, dat wordt altijd wel duidelijk door de context, beweer ik. En ik denk dat dat klopt. Maar eigenlijk had iemand toch moeten voorkomen dat zoiets raadselachtigs als dit in onze taal kon voorkomen.