De cursisten in de B1-groep hebben er vandaag niet heel veel zin in. De zon schijnt uitbundig en dat doet hij niet zo vaak in Nederland, weten ze inmiddels. De sfeer is wat lacherig dus ik zal ze vanavond niet met ingewikkelde grammatica lastigvallen en ze maar zo veel mogelijk met elkaar laten praten. In het Nederlands uiteraard. Ik kies een oefening waarbij ze elkaar vragen moeten stellen. De antwoorden moeten steeds het woord bevatten dat achter de vraag staat. Een van de vragen is: Waarom moet jij vandaag naar de politie? In het antwoord moet ‘ondervragen’ worden gebruikt en een cursist uit Oekraïne komt er maar moeilijk uit. Dat verbaast me een beetje. Ben ik wel een goede docent, vraag ik me af. Het zou er zo langzamerhand wel wat vlotter uit mogen komen. Maar het antwoord waar hij mee komt kan ermee door: “omdat de politie me ondervragen wil.” De Pool naast hem reageert onmiddellijk, kijkt zijn buurman met opgetrokken wenkbrauw aan en vraagt op barse toon: “In verband met wat?!” waarna ze beiden in de lach schieten. Ik doe met ze mee; zulk feilloos Nederlands horen we niet vaak in deze les.
Lesmomenten
Moeilijke vragen
Met een grote glimlach maar ook met opgetrokken wenkbrauwen kijkt de Portugees me aan. Verwachtingsvol. Hij wil best geloven dat het goed is hoor, wat ik daar zeg, maar waarom? Waarom zeg je bij de fietsenmaker: ‘Het zijn oude banden’? Er zijn toch twee banden? Ik begrijp de vraag eerst niet. Tot ik me realiseer wat hij bedoelt. Het woordje ‘het’ is niet op zijn plaats, vindt hij. Want ‘het’ is enkelvoud en banden zijn meervoud, dus dat is gek. In het Engels zeg je toch ook niet: it are old tires? Nee, dat klopt. Ik bevind me weer in de groep met internationale computerdeskundigen en meer dan wie ook willen zij weten wat de logica is. En weer weet ik het niet. Waarom mag dat eigenlijk? Ja, best gek nu je het zegt. Maar ja, het mag toch. Waarom? Ik zeg maar weer wat ik al zo vaak gezegd heb in deze groep: omdat Nederlands nu eenmaal geen vertaald Engels is. Sorry.
Waarom geen ‘hij wilt’?
Hij is mijn beste cursist in deze groep en hij komt uit Moldavië. Vastbesloten het Nederlands zo snel mogelijk onder de knie te krijgen, dus hij kent de regels al voordat ik ze überhaupt heb uitgelegd. Hij wilt, heeft hij in zijn huiswerkopdracht geschreven, en ik heb een streep door de -t gehaald. Verbaasd meldt hij zich bij me. Hoe zit dit? Is de regel bij zwakke werkwoorden niet dat je in de 3e persoon enkelvoud een -t achter de stam zet? Juichen – hij juicht, waaien – het waait. Waarom streep ik die -t achter wilt nu dan door? Hij roept me nog net niet streng ter verantwoording, maar het scheelt weinig. Alweer een uitzondering op alweer een regel, lach ik verontschuldigend. Maar hij vertrouwt het maar half en kijkt me onderzoekend aan: ken ik mijn eigen taal eigenlijk wel goed genoeg? Ik kom het steeds vaker tegen, en niet alleen bij buitenlanders. Ook Nederlandse studenten tonen zich in toenemende mate verbaasd als ik ze erop wijs dat hij wilt echt fout is. Huh? En natuurlijk kan ik dan verwijzen naar de historie. Lange tijd bestond er geen tegenwoordige tijd van het werkwoord willen. De enige vorm die er was, was hij wille. En dat betekende: hij zou willen, hij wenst. Later is Hij wil pas ontstaan. Een restje van hij wille. Maar waarom is dat in 2015 nog altijd reden om de -t weg te laten? Steeds meer jongeren gaan er niet meer in mee. En zoals dat gaat met taal: op een dag is Hij wilt goed. Maar dat kan nog wel 100 jaar duren. Voorlopig moet mijn Moldavische cursist onze inconsequentie nog maar even accepteren.